Moon keek de goudmijn in. Het was daar binnen zo donker dat je waarschijnlijk geen hand voor ogen zou zien en meteen zou verdwalen. Maar Moon ging de grot niet in, dat was ook haar bedoeling niet. Ze ging voor de grot op de grond zitten en leunde tegen één van de wanden van de gangen. Ze pakte haar boek, sloeg hem open en begon te lezen. Wat een rust en stilte hier, dacht Moon. Het enige wat er te horen was, was het ruisen van de wind, meer niet.